In een bos bij München ligt een corpulente man wiens schedel met een
scherpe steen is gespleten. Vijftien maanden eerder raken twee Nederlandse toeristen verzeild in een afgelegen dorp in de Karpaten. De mensen daar zien er wat vreemd uit. Een jaar later keren zij terug naar het dorp met een Duitse amateurarcheoloog. Ze vinden aanwijzingen dat de inwoners nazaten zijn van neanderthalers, die zich gelijkwaardig aan de Homo sapiens hebben ontwikkeld. Door list en bedrog loopt het uit de hand.
In de kern gaat het over de vraag wat er kan gebeuren als twee mensensoorten elkaar ontmoeten. De Homo sapiens willen met hun ontdekking goede sier maken. De neanderthalers zijn op hun hoede en besluiten om hun voortbestaan niet op het spel te zetten.
En hoe zit het met religie? Is God er enkel voor de sapiens? Het zijn vragen die de roman van een tweede laag voorzien. Verder gaat het over de Tweede Wereldoorlog, voetbal, roken, gokken, geiten, beren, doodgaan en over reizen door Europa in de pre-coronatijd.